Must know about jouw stad: Bourgondisch Breda is een begrip en niets is minder waar. Brabanders staan bekend om hun gezelligheid en bourgondische levensstijl en hier heeft men dat echt tot een kunst verheven. De stad barst van de gezellige terrassen en kroegen. Lekker eten, drinken en winkelen zijn hier toch wel de meest voorkomende activiteiten. Tijdens onze tours zullen we dit zeker niet overslaan!

https://www.bajabikes.eu/blog/nl/breda-bezienswaardigheden/




Bourgondisch Breda krijgt deze zomer een nieuw culinair festijn. Fijnproevers en levensgenieters opgelet! Breda krijgt deze zomer een Bourgondische Week, waarin de hele stad in het teken staat van lekker eten en drinken. Tijdens de Bourgondische Week kun je bij tientallen restaurants eten met een aantrekkelijke korting, culinaire routes lopen of deelnemen aan verschillende workshops en activiteiten. “De Bourgondische Week, het evenement voor fijnproevers en levensgenieters” De Bourgondische Week is een initiatief van Stichting BOURGONDISCH BREDA, die vijf jaar lang BOURGONDISCH BREDA in de Grote Kerk in de winter organiseerde

https://www.stappen-shoppen.nl/locaties/595d1adb2a5ab08e62da20bc




Ideaalplaatje: bourgondisch Breda met hippe ‘edgy bite’
Hoe beleef je Breda? In het sfeervolle centrum vindt een bezoeker herinneringen aan het rijke verleden van de stad. En op verschillende locaties treft hij fraaie monumenten aan. Dat is mooi, maar het is wel opletten dat een gezellige, bourgondische stad als Breda niet ervaren wordt als oubollig.

Sommige wijken en gebouwen in de periferie zien er minder fraai uit dan in het centrum. Dat geldt vooral voor de noordkant. Daar begint gelukkig verandering in te komen dankzij de komst van kleine bedrijfjes en kunstenaars.

Gelukkig wordt in de Belcrum de sloopkogel niet rucksichts­los gehanteerd. Van voormalig snoepfabriek De Faam worden weliswaar delen gesloopt, maar het monumentale deel blijft bewaard. En De Faam wordt geen zielloos monument, want de voormalige fabriek is een magneet voor kleine bedrijfjes die veel energie en levendigheid met zich meebrengen.


https://www.bndestem.nl/opinie/ideaalplaatje-bourgondisch-breda-met-hippe-edgy-bite~a4d7dce6/?referrer=https://www.google.com/






Waarom noemen we Breda Bourgondisch?

Bourgondische week, de hele stad in teken van lekker eten en drinken... Is dat wat bourgondisch is, lekker eten en drinken?

waarom zou een gezellige bourgondische stad als oubollig ervaren worden? Maakt het bourgondische in deze zin dat Breda als oubollig ervaren wordt?

Ik ervaar Breda wel een beetje als oubollig. Vast omlijnd, weinig diversiteit, er wordt voor mijn gevoel heel erg vast gehouden aan één identiteit, weinig ruimte voor uitspattingen

wie bepaald wat mag blijven, wat van waarde is en wat gesloopt moet worden. Verandert dat niet met de tijd. Later spijt? Of is spijt niet mogelijk. In het centrum zijn mooie gebouwen gesloopt. Maar is ook ruimte voor venieuwing. Waar is de balans tussen behoud van vernieuwing. En wie mag daar over beslissen.
'Na de plechtige mis barstte het feest los in het bisschoppelijk paleis. De twee huwelijksparen zaten aan tafel bij de Franse koning en werden bediend door aristocratische coryfeeën. Zo bestegen onder anderen Bourgondisch opperkamerheer Guy de la Trémoille en zelfs de eenenzestigjarige graaf van Namen hun strijdrossen om de gerechten tot bij de eretafel te brengen.
Vloeibare gerechten kwamen in kommen op tafel, maar verder werd de maaltijd al sinds de tijd van Karel de Grote geserveerd op dikke sneden brood. Het afsnijden (tailler of trancher) van het brood leverde dit primitieve bord zijn benaming tailloir of tranchoir op. In de Ménagier de Paris (Huisbaas van Parijs, 1393) staat vermeld dat voor een huwelijksmaal bruinbrood werd gebruikt dat ‘vier dagen eerder was gebakken’, en dus een stevige bodem vormde voor het in saus badende vlees. In Kamerijk schoof men, zoals gebruikelijk was geworden bij de rijkere klasse, een houten of metalen snijplankje onder het brood, dat ook tailloir of tranchoir werd genoemd. Pas in de loop van de zestiende eeuw kreeg dit voorwerp een verhoogde rand en leek het in alles op wat de mensheid gemeenzaam ‘bord’ zou noemen. De oude term ‘tailloir’ trotseerde moeiteloos de eeuwen, want vele Vlamingen noemen hun bord heden ten dage nog steeds teljoor of telloor.
'Op het huwelijksfeest deelden de meeste disgenoten per twee een plankje met een snee brood en spraken ze elkaar aan met copain, letterlijk broodgenoot, een benaming die nog altijd bewijst hoe vriendschap en eten in het Frans met elkaar zijn vervlochten. Brood eiste een belangrijke plaats op in Kamerijk, de aardappel zou immers pas na de ontdekking van Amerika op Europese tafels verschijnen. Evenmin kwamen kalkoenen, tomaten, bonen, chocolade en koffie op de dis, maar het festijn had wel de gastronomische oogst van de kruistochten in de aanbieding: kaneel, kruidnagel, gember, suiker, bananen, sinaasappelen, citroenen, dadels, perziken, vijgen en abrikozen.
Filips de Stoute deed het, zijn zoon Jan en de koning ook, net zoals alle andere gasten trouwens: iedereen at met de vingers. De etiquette dicteerde dat ze daarbij niet de volle hand gebruikten, maar gedistingeerd de eerste drie vingers hanteerden, duim inbegrepen — een regel die in zwang bleef tot na 1600. Elke gast had een servet en na de maaltijd gingen dienaren met waterkannen en handdoeken rond. De lepel was het meest verspreide eetinstrument, pelgrims en reizigers hadden er altijd eentje op zak. Afhankelijk van de 'sociale status was die van hout, zilver of goud. De vork werd lange tijd gezien als het instrument van de duivel, en daarom gemeden, en verscheen pas 150 jaar later op de Franse tafels. Ridders en edellieden droegen wel steeds een mes bij zich en gebruikten dat om het voedsel van de schalen te prikken en op hun tailloir te leggen. Koning, hertog en de twee bruidegoms Jan van Bourgondië en Willem van Holland hadden een persoonlijke écuyer tranchant, een edelman die hun vlees voorsneed en die mocht opeten wat de hoge heren lieten liggen. Jan en Willem bedienden zelf hun kersverse echtgenotes, die volgens de etiquette het liefst geen te grote gulzigheid aan de dag legden, kwestie van laten zien dat ze hun lusten konden bedwingen.
Het juiste menu is zoek geraakt, maar het volstaat om een blik te werpen op het kroningsfestijn van de Franse koning Filips VI, grootvader van Filips de Stoute, om een idee te krijgen wat de gasten in Kamerijk verorberden. Voor zijn feest in Reims op 29 mei 1328 liet Filips VI een flinke veestapel aanrukken (82 ossen, 85 kalveren, 289 schapen, 78 varkens en 13 paarden), meerdere dozijnen hoenderhoven leegplunderen '(824 konijnen, 10.700 kippen en 850 kapoenen) en 345 roerdompen en reigers uit de lucht schieten. Dankzij 40.350 eieren, 736 snoeken, 3150 palingen, 2279 karpers, 4000 rivierkreeften en 243 zalmen kwamen ook eventuele niet-vleeseters aan hun trekken. De tafels stroomden helemaal vol toen de dienaren ook nog eens 3342 vleespasteien, 492 palingterrines en 2000 kazen aansleepten.
Middeleeuwse aristocraten hadden uiteraard geen grotere maaginhoud dan gewone stervelingen. Ze werkten geen twee dozijn gerechten naar binnen, maar kozen uit die overdaad wat hun beviel. Geheel volgens de mores van de tijd verliep het Kamerijkse feest 'niet in gangen, maar had de maaltijd meer iets van een buffet, of beter nog, een opeenvolging van buffetten. De tafels werden meerdere keren na elkaar gevuld met nieuwe spijzen. De gerechten overspoelden de dis in verschillende golven, een stroom die de lekkerste stukken voerde tot bij de koning en de pasgehuwden. Het was grijpen en graaien. Twee eeuwen eerder had deze vraatzucht al de ergernis gewekt van Bernardus van Clairvaux, die verontwaardigd uitriep dat ‘zelfs na het verslinden van vier of vijf schotels, de eerste de laatste niet in de weg zit en de voldaanheid de eetlust niet vermindert’.71
Op een Bourgondisch feestmaal vloeide de wijn uiteraard bij beken. Hij werd uitgeschonken, maar stroomde ook uit ingenieuze tafelfonteintjes. Men rolde niet alleen Bourgondische vaten aan, ook de in latere eeuwen wat in onmin geraakte Loirewijn Saint-Pourçain stond hoog aangeschreven. Voor de échanson was het feest een spannende gebeurtenis. De man moest zijn beste wijn presenteren en die, hoewel deze sowieso al minder alcohol bevatte dan later het geval zou zijn, gepast aanlengen met water. Wijn werd nooit zuiver gedronken. Dat hij niet alleen minder sterk, maar ook aangelengd was, verklaart wellicht de grote hoeveelheden die er in de middeleeuwen van werden gedronken.
De opperschenkheer bediende de hoogste gasten en proefde hun wijn voor. Dat deed hij niet alleen om uit te maken of die drinkbaar was, maar ook om de angst voor vergiftiging, die in deze onzekere tijden aanzienlijk was, weg te nemen. Daartoe nam hij zijn toevlucht tot de hoorn van een eenhoorn — in werkelijkheid de slagtand van een tandwalvis — als middel om vergif op te speuren. Als de wijn in de hoorn begon te koken of dampen uitstootte was hij vergiftigd.
'Flessen bestonden nog niet en kurk zou pas in de achttiende eeuw ontwikkeld worden. Eens uit de ton verzuurde de drank bijgevolg vlug. Snel drinken was de boodschap. Schenkheren trachtten dit probleem op te lossen door honing en allerlei kruiden toe te voegen. Ook de geserveerde sauzen en vlees- en vispartijen waren hartig gepeperd. De oosterse herkomst van de meeste kruiden deed de gemiddelde middeleeuwer dromen van een exotisch paradijs, terwijl dokters ze digestieve kwaliteiten toedichtten.
Suiker begon pas in de renaissance aan zijn reis naar het einde van de maaltijd en werd in de tijd van het dubbelhuwelijk gebruikt als een soort van kruid in sauzen, of bij de bereiding van gebraden steur of kapoen. Maar uiteraard waren ook taarten en wafels, net als noten, verse en gekonfijte vruchten in Kamerijk van de partij. Bij deze desserts (van ‘desservir’ wat afruimen betekent) dronk men hipocras, die de échanson bereidde door een eetlepel fijn gestampte kaneel, gember, kardemom, nootmuskaat, laoswortel en een flinke portie suiker aan twee liter wijn toe te voegen. Filips’ vrouw Margaretha van Vlaanderen was erg verkikkerd op deze populaire kruidenwijn.

Het machtig knetteren van de gigantische haardvuren toverde de Kamerijkse keukens om tot ovens op mensenmaat, vanwaar dienaren in livrei de gerechten zwetend naar de eetzaal brachten. Het gekletter van tafelgerei, het snijden en kappen aan de trancheertafels, het gezang van minstrelen die coupletten van troubadours aanhieven, de walm van fakkels en kaarsen die onophoudelijk door pages werden vernieuwd, het gegrom van honden die onder tafel botten afkloven, het wellustig fezelen van aangeschoten edellieden, het dronken gevloek in meerdere talen: de typische geluiden van het feestmaal kwamen de dienaren al van een afstand tegemoet. Op grote zilveren schalen droegen ze tot indrukwekkende piramides opgediste stukken gebraden kalfsvlees, reebok, hert, everzwijn, gans, patrijs en korhaan, maar ook vogelsoorten als pau­wen, reigers, zwanen, lijsters en merels. Gerechten moesten in de middeleeuwen niet alleen een streling voor de tong zijn, maar ook neus en ogen behagen. Om disgenoten in de ideale sfeer te brengen, verbrandde het personeel kruiden en wierook, en strooide het viooltjes en verse kruiden over de vloer.

'De koks deden hun uiterste best om de gasten te verrassen met originele presentaties. Ze propten varkensbuiken vol met aan elkaar geregen worstjes die bij het opensnijden als een copieuze paternoster op tafel gulpten, decoreerden trapganze met edelstenen, kleedden hazelhoenen in gouden habijt, presenteerden varkensvlees in de vorm van een vis, voorzagen een haas van kattenoren, plaatsten een kippenkop op een konijnenlijf, of kookten een dozijn reuzeneieren in varkensblazen. De Bourgondiërs waren dol op dergelijke fratsen. In het veertiende-eeuwse kookboek Le Viandier wordt uitgelegd hoe je bij feestelijke gelegenheden een kapoen in wapenuitrusting ‘schrijlings op een gebraden varkentje’ kon presenteren.
Echt spectaculair werd het pas als een pauw in volle glorie op tafel verscheen, een klassieker uit het genre, die in Kamerijk zonder twijfel zijn opwachting maakte. Eerst ontdeed een meesterviller het beest van zijn jasje van veren en huid, waarna koks wat overbleef vulden met sterk gekruid gehakt. De kop die straks moest schitteren kreeg een natte doek voor de ogen gespannen en dan reeg de chef-kok alles aan het spit. Als het beest gaar was, trokken koks hem zijn staatsiemantel weer aan, verguldden snavel en poten en knutselden zijn staartveren opnieuw tot een waaier. Een keukenknecht propte de vogel een in brandewijn gedrenkte lap stof in de bek, die hij vervolgens in brand stak. Onder begeleiding van toeterende blazers werd de vuurspuwende pauw ten slotte triomfantelijk de eetzaal binnengedragen.
Het is evident dat deze vernuftig gemodelleerde tussengerechten — zogeheten entremets — meer tot het oog dan de maag spraken. In de meest verfijnde gevallen waren ze niet alleen voorbeelden van inventieve spektakelzucht, maar moesten ze ook een verhaal vertellen. Epische uitbeeldingen van heldendaden, veldslagen of ontvoeringen gin­gen erin 'als zoete koek. Jongleurs, minstrelen, muzikanten en acteurs stroomden ter ondersteuning van deze paradegastronomie de zaal binnen.
Dichter en spreker Jan van Mechelen deed kond van een gedenkwaardig entremets dat de aanwezigen in Kamerijk in vervoering bracht. Vier wilde beesten verdedigden een kasteel tegen als Moren uitziende belagers. In de slottoren prijkten twee maagden, de ene droeg een kroon, de andere de Franse lelie. Boven het tafereel zweefde ten slotte een wit hert met zilveren vleugels. Dit grotendeels uit voedingswaren opgetrokken kunstwerk vormde een knipoog naar het oprukkende gevaar van de Turken in Oost-Europa en was ook een mooie vooruitblik naar de avonturen die bruidegom Jan van Bourgondië als toekomstig kruisvaarder te wachten stonden. De Bourgondiërs ontpopten zich als de meesters van deze met humor en poëzie opgeblazen bouwkunst der vraatzucht, en in die evolutie vormde het '
snede brood, bruin 4 dagen oud
vloeibare in kommen
co pain > delen van brood, vriendschap en samen eten in het Frans met elkaar vervlochten.

geen tomaat, kalkoen, bonen, chocolade, koffie
wel kaneel, kruidnagel, gember, suiker, banaan, sinasappel, citroen, dadels, perzik, vijg abrikoos.

met de vingers eten. niet volle hand, eerste drie vingers, servet, waterkannen en handdoek.
lepel, hout silver of goud.
vork instrument van duivel.
mes gebruikt om voedsel op te prikken

niet te gulzig eten, lusten bedwingen
ik liep met Anke en Arno door Lille, en verbaasde mij over de immense decoratieve gebouwen die er stonden. Even dacht ik, toen was er wel geld voor kunst. Op heel veel manieren is dit natuurlijk te ontkrachten. Maar de eerste gedachten die op kwam was dat de scheiding tussen arm en rijk natuurlijk buitengewoon was. Meeste decoratie was daar gekomen door de zonnekoning Lodewijk de 14e.

Ik moet daar weer aan denken omdat ik bij het lezen van deze grote hoeveelheden vleesch de vraag in mij op kwam, wie eet dit allemaal op, en toen dacht ik, oh wat mooi, al dat eten zal wel gedeeld worden met iedereen.

Maar eigenlijk heb ik geen idee wie er voor dit eten werkte, wat de gevolgen van deze grote slachtpartij zouden zijn voor de voedselvoorziening van de burgers..
grijpen en graaien
https://archive.org/details/bernardusvanclai00duin
'Clairvaux, Bernardus van. Verweerschrift. Brief in den regen (ingeleid en vertaald door Anton van Duinkerken), pp. 126-127'
ingenieuze tafel fonteintjes
de opschenkheer
de horn van een eenhorn, maar eigenlijk de slagtand van een tandwalvis werd gebruikt om gif op te speuren
de oosterse herkomst van de meeste kruiden deed de gemiddelde middeleeuwer dromen van een exotisch paradijs
om in de juiste sfeer te komen: kruiden en wierrook verbranden
viooltjes en kruiden op de vloer.
dieren na maken en mix 'n matchen
https://ia800504.us.archive.org/21/items/leviandierdetail26567gut/26567-8.txt
In de meest verfijnde gevallen waren ze niet alleen voorbeelden van inventieve spektakelzucht maar moesten ze ook een verhaal vertellen.
Welk verhaal zou ik willen vertellen?

Vrije tijd
lege huls
traditie
erfgoed
politiek
grootsheid
alleen is samen eten nu natuurlijk niet mogelijk,
aug is ook eerder dan september dus mag maar beperkte groep mensen. shitjes
even goed na denken, hoe kan dit allemaal samen komen.
Vrije tijd.
Samen eten als vrienden ding, bombastische grootsheidswaanzin,
grijpen en graaien naar meer en meer.
Manon ? vertelde mij over Maartje Wortel dat er kriek was op haar boeken omdat ze 'leeg' zouden zijn, er geen onderliggend ding zou zijn. Maar juist dat was het, of zo iets
Mijn naam is Floor Snels, vorig jaar ben ik afgestudeerd aan de richting beeldende kunst AKV St. Joost Breda. Op dit moment maak ik deel uit van het talent ontwikkeling programma Inversie. Esther van Rosmalen is mijn mentor, zij wees mij op de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor het realiseren van mijn plannen en gaf mij jouw mail adres om vragen te stellen die ik nu heb..

Tot voor kort woonde ik in Breda, en al ben ik verhuisd naar Rotterdam kom ik nog regelmatig in Breda en voel me daar ook mee verbonden. Ik ben van plan werk te gaan maken rondom het idee van Bourgondisch Breda. In de tijd dat ik in Breda heb gewoond heb ik vele malen gehoord dat Breda een bourgondische stad wordt genoemd. Ik wil onderzoeken wat het idee is bij Bourgondisch Breda, waar het vandaan komt en of inwoners zich verbonden voelen met de leus.

Tijdens mijn afstuderen heb ik onderzoek gedaan naar de identiteit van een dorpje in Frankrijk, het onderzoek heb ik filmisch gedocumenteerd en gepresenteerd in een film installatie, verschillende presentaties en een publicatie. Als onderdeel van het onderzoek heb ik verschillende acties gedaan in het dorp, die variëren van gesprekken met inwoners tot het bouwen van een tijdelijk monument. Recenter heb ik tijdens een residentie in het Van Gogh huis Zundert ook onderzocht wat er speelde in de omgeving, en de historie, waaruit site specifiek werk uit is voortgekomen.

Ik ben van plan om met het onderzoek naar Bourgondisch Breda een vergelijkbare aanpak te hanteren. Ik zie het onderzoek naar bourgondisch Breda als een langlopend onderzoek dat zich kan uiten in verschillende vormen. Maar nu vroeg ik mij af voor welke subsidie regeling ik het beste aanvraag kan doen. Op de website van de gemeente Breda zag ik namelijk twee opties staan; makersregeling en projectsubsidie.

Ik zou graag subsidie willen aanvragen voor het aanschaffen van bepaalde materialen.Ik zou bijvoorbeeld graag een video camera en een printer willen kunnen kopen. Maar ook materialen en ingrediënten voor een diner dat ik wil organiseren dat geïnspireerd is op de bourgondische feesten. En daarnaast denk ik dat er veel onvoorziene materiaal kosten zullen zijn, die zichtbaar worden in de loop van het onderzoek.

Daarnaast vroeg ik mij af of er een mogelijkheid is om subsidie aan te vragen die de tijd vergoed voor het doen van artistiek onderzoek en het daadwerkelijke maken.

Ik hoop dat je mij verder kan helpen en kijk uit naar je reactie.
Hoi Hans!

Hoe gaat het? Ik hoop dat alles goed gaat ondanks de rare tijd waar we nu in zitten.
Ik mail omdat ik een vraag heb over de geschiedenis van Breda.

In augustus heb ik een twee weken durende werkperiode in Witte Rook, een kunst ruimte in Belcrum. Ter voorbereiding ben ik mij aan het inlezen in de geschiedenis van de Bourgondiërs. Maar ik kan niet zo veel vinden over specifiek Breda in de tijd dat het in handen was van de Bourgondische hertogen. Papa en ik dachten dat jij mij hier misschien meer over zou kunnen vertellen, of misschien goede bronnen kent.
Ik hoor het graag van je.

Groetjes,
Floor


Dag Floor,
Alles gaat goed en heb het heel erg druk met schrijven.
Ik hoop van de week tijd te maken om wat dingen voor je bij elkaar te zoeken.
De Witte Rook is mij bekend, zit in Electron, dat onder leiding staat van Lisette Spee.
De Heren van Breda stonden als ik het goed weet in dienst van de Hertogen van Bourgondië.
Maar zoals gezegd , ik zoek wat voor je bij elkaar.
Maar vanwaar, die interesse in de hertogen van Bourgondië?
of gaat het je meer om het Middelseeuws breda. Daar is veel meer Bredase literatuur over voor handen.
Laat maar horen.
vriendelijke groet
Hans



Hoi Hans!

Heel erg bedankt voor de snelle reactie. Ik hoop dat alles goed gaat met het schrijven.
Witte Rook zat inderdaad heel lang in Electron, maar het is verplaats naar de staat achter het station. Het zit daar nu in een woonhuis.

Ik ben geïnteresseerd in Bourgondië, omdat Breda altijd Bourgondische stad wordt genoemd. En dan wordt er vaak verwezen naar de eet en drink cultuur. Ik heb het een en ander gelezen over de Bourgondische feesten, en die waren heel erg uitbundig. Ik vind persoonlijk Breda wel een gezellige borrelstad, maar met de kennis van de grootse feesten in mijn achterhoofd zou ik het niet echt Bourgondisch noemen.
Mijn nieuwsgierigheid gaat vooral uit naar de reden waarom Breda zo verbonden wordt aan de term Bourgondisch. Om daar achter te komen duik ik graag in de geschiedenis van Bourgondisch Breda.

Groetjes,
Floor



Hai Floor,

Kwam ik op Wikipedia tegen. Geeft inzicht in het onderdeel zijn van het rijk van Bourgondië.

Maar zoals al gevraagd waar ligt precies je interesse? bij Middeleeuws Breda of het onderdeel zijn van het Bourgondische Rijk.

Dan kan ik gerichter literatuur zoeken voor je.

hartelijke groet



Hai Floor,

Bourgondisch Breda is eerst en vooral een marketing-slogan.

De mentaliteit is gemoedelijk. De omgang tussen mensen is gemakkelijk, ook met mensen van buiten.

Of er enig wortels zijn in de geschiedenis betwijfel ik.

Of zoals zo vaak gebeurd worden ze er met de haren bijgesleept. En naar deze tijd toeoegeschreven.

Wil je meer over die tijd weten dan heb ik een boek staan: Geschiedenis van Breda. Deel 1: De Middeleeuwen.

en verder de rest van het verleden van Breda.

Deel II Aspecten van de stedelijke Historie 1568-1795.

Deel III 1795-1960, Hoofdlijnen en Accenten

Je kunt het lenen of inkijken op het Stadsarchief in Breda.

Verder moet je eens googlen op De Oranjeboom, het Bredase heemtijdschrift. Dan kun je index downloaden.

ook te raadplegen op het stadsarchief. OF bij mij te leen.

Met deze aanwijzingen moet je uit de voeten kunnen denk ik.

en anders hoor ik het wel.

grot

Hans

Hans
https://www.bndestem.nl/breda/bier-breda-is-bourgondischer-dan-goud-genot~a2ac48cf/
!!
waarom breda echt bourgondisch is
https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMKB06:000004915:00130
https://www.dbnl.org/tekst/prev002prin01_01/prev002prin01_01.pdf
“Tussen de verschillende gangen van telkens 48 gerechten kregen de genodigden een keur van taferelen gepresenteerd. Deze fameuze ‘entremets’ laveerden zoals altijd onnavolgbaar tussen kunst en kitsch. Waren deze ‘tussengerechten’ nog gedeeltelijk eetbaar ten tijde van het Kamerijkse dubbelhuwelijk in 1385, nu waren ze louter spektakel geworden.
Pal in het midden stond het standbeeld van een naakte vrouw. Uit haar rechterborst stroomde onafgebroken kruidenwijn terwijl een echte (!) leeuw vastgeketend aan haar voeten lag. Op een klein schild stonden de woorden: ‘De dame niet aanraken’. De gasten druppelden binnen, hielden hun glas onder haar borst, knipoogden naar elkaar. Voor ze aan tafel gingen nam iedereen de tijd om de inrichting van de zaal te bekijken.
Op de eerste tafel prijkte een kruiskerk, voorzien van artisanaal vervaardigde glasramen en vier zangers verstopt in de klokkentoren. Deze enigszins verheven constructie werd geflankeerd door een naakt jongetje op een rots, die de hele tijd rozenwater plaste: de Bourgondische versie van Manneken Pis, waarvan historici later zouden uitvlooien dat de oudste vermelding in een Brussels archief dateert van twee jaar voor dit banket. Een andere tafel was veranderd in een gigantische pastei. De invités wezen ernaar en telden.
Ja, er zaten wel degelijk 28 muzikanten in de immense deegconstructie. Onder hen bevond zich een handvol blinden die naar verluidt als geen ander draailier konden spelen.
Zo vielen de gasten van de ene verwondering in de andere, hier een wildeman op een kameel, daar een kasteel waarlangs orangeade naar beneden stroomde, ginder een Portugees schip waarin matrozen in de weer waren met het zeilwerk. Zo ging het maar door, men kwam ogen tekort. Op het einde van de rondgang verscheen een magisch woud met allerlei vreemde beesten, ingenieuze automaten die zich konden voortbewegen. Het is de vraag of de gasten nog wel makkelijk konden aanzitten, want het kostbaarste servies en de met diamanten bezette kristallen tafelfonteinen stonden natuurlijk ook in groten getale uitgestald. Kroniekschrijver Olivier de la Marche had er zoveel woorden voor nodig dat hij er niet toe kwam de in ieder geval ‘verbazingwekkende gerechten’ te beschrijven.205
Tijdens het eten ontspon zich een muzikaal gesprek tussen de zangers in de kerktoren en de pasteimuzikanten, intermezzo’s geschreven door hofcomponist Gilles Binchois. Uit de kerk stegen religieuze gezangen op, de pastei was een bron van profane melodieën, soms liepen de twee in elkaar over. Binchois’ klanken kondigden telkens nieuwe, deze keer mobiele taferelen aan.
De schilders, beeldhouwers, schrijnwerkers, koks, componisten en automatenbouwers van de hertog hadden zich dubbel geplooid voor de aankleding van deze feilloos georchestreerde performances, zoals Jan Fabre ze vandaag zonder twijfel zou noemen. Een kabouter, wiens benen poten leken en de voeten klauwen, bereed een in groene zijde ingepakt everzwijn, de enige echte Jason van het oorspronkelijke Gulden Vlies vocht een verbeten strijd uit met een reuzenslang, een zingend hert droeg een kind dat zich met beide handen vasthield aan het gewei en valkeniers lieten hun roofvogels los om een losgelaten reiger te vangen. Tussendoor vloog een vuurspuwende draak in een flits over de hoofden van de tafelgenoten heen. Uiteindelijk maakten al deze profane wonderen plaats voor wat het religieuze hoogtepunt moest worden.
Traag maar zeker schreed een reus de zaal binnen. De al wat oudere feestvierders met een goed geheugen herkenden Hans, de kolos die 24 jaar eerder een glansrol had gespeeld tijdens de festiviteiten van Filips’ huwelijk in Brugge.
Deze “keer verscheen hij als moslim uit Granada, een van de weinige Spaanse plekken die nog in handen waren van de Moren. Hij leidde een olifant, een gigantische automaat die een draagstoel torste met daarin een wondermooie verschijning. Het was niet zomaar een vrome vrouw, deze dame bleek de verpersoonlijking van de Heilige Kerk, die zich tot het publiek richtte in een lange klaagzang. ‘Mijn domein wordt met voeten getreden […] Het is in handen van de ongelovigen. […] U, ridders van het Gulden Vlies, vergeet toch niet de goddelijke opdracht […] wie me redt, zal roem oogsten, de ziel zaligheid.’206 Iedereen begreep dat het orgelpunt nu nakende was. Zou er misschien een mysterieuze boodschapper uit de lucht vallen? Verwachtingsvol keek men in het rond.
Gulden-Vlies trad binnen, een man in een fonkelende ridderuitrusting. Hij droeg een levende fazant in zijn handen. “Om de nek van het beest zat een gouden ketting met edelstenen. Achter hem volgde een stoet van strijders en jonkvrouwen. Gulden-Vlies knielde voor de groothertog van het Westen. Het was een voorouderlijke gewoonte om spectaculaire voornemens te zweren op een pauw, zwaan of fazant.
Filips de Goede liet het zich geen twee keer zeggen. Traag stond de zevenenvijftigjarige hertog op en zwoer dat hij vastberadener dan ooit was om op kruistocht te gaan, dat hij zich bereid verklaarde de Grote Turk uit te dagen tot een duel op leven en dood. Vervolgens haalde hij een perkament met meer tekst en uitleg tevoorschijn, gaf het aan Gulden-Vlies, die de hertogelijke boodschap met een stentorstem omriep. Iedereen knikte enthousiast en vol bewondering. Dit leek inderdaad het enige juiste om te doen. De woorden van de Moederkerk en de eed van de hertog hadden de harten zo beroerd dat de en na de andere heer in een opwelling opsprong om dure woorden te zweren. Met een over de fazant uitgestrekte arm gaf Karel de Stoute het voorbeeld en daarna was er geen houden meer aan. De heren ridders, die tot voor kort niet de minste geestdrift toonden om een heilige oorlog te ontketenen, zweepten elkaar op en hun voornemens zwollen aan tot pittige proporties. ’Zolang ik geen Saraceen aan mijn degen heb geregen zal ik op zaterdag niet in een bed slapen,’ riep de heer van Pons. ‘En ik zal geen vlees meer eten op vrijdag,’ aldus de baljuw van Cassel, ‘zolang ik niet verzeil in een gevecht met een tegenstander van ons geloof.’207 De zevenenzeventigjarige Rolin was de enige die toegaf niet te kunnen vertrekken. Terecht beriep hij zich daarvoor op zijn gezegende leeftijd, maar hij beloofde in zijn plaats een van zijn zonen op pad te sturen, in het gezelschap van 24 door hem betaalde edellieden. Terwijl men begripvol knikte, trad alweer iemand anders naar voren.Zaten de genodigden tot voor kort nog als toeschouwers naar een wonderlijk spektakel te kijken, nu namen ze tijdens de ontknoping de hoofdrol zelf voor hun rekening. Daar stonden ze, piekfijn uitgedost in het uitzinnigste decor dat ze ooit zouden aanschouwen. Opgewonden keken ze naar elkaar, blij dat ze dit historische moment mee kleur mochten geven. In het midden zat een glunderende hertog. Met glans was hij in zijn opzet geslaagd. Hij had alle koppige geesten in de juiste richting weten te masseren. Met zijn neus voor propaganda had hij bovendien vier tribunes laten neerpoten, zodat nog eens honderden edellieden en rijke burgers die op het eigenlijke feest niet waren uitgenodigd getuigen konden zijn van deze wonderbaarlijke omkering. Vol ontzag keken ze naar de ongekroonde koning van de Bourgondische theatermonarchie, een stralende Filips de Goede op het toppunt van zijn macht.
De in acteurs getransformeerde ridders waren intussen niet meer te beteugelen en gingen helemaal op in de hun toebedeelde rol. Filips Pot beloofde nooit meer op dinsdag te tafelen voor hij was vertrokken, Hugues de Longueval zou geen wijn meer drinken voor hij het bloed van een ketter had vergoten en Guillaume de Montigny presteerde het te zweren om in afwachting elke avond een deel van zijn wapenuitrusting aan te trekken alvorens zijn bed op te zoeken. De helden begonnen zo onstuimig te spreken dat Filips op den duur de opdracht gaf ermee op te houden en zijn genodigden vroeg hun eed schriftelijk te noteren. Bij het vertrek leek iedereen bereid zijn paard te bestijgen en in één ruk naar Constantinopel te rijden.
Montigny had zijn vrome voornemens waarschijnlijk betreurd als hij had geweten hoeveel knullige harnasnachten hem nog te wachten stonden. De bedloze zaterdagen van de heer van Pons moeten na enige tijd ook op het gemoed zijn gaan wegen. En Longueval vroeg zich ten langen leste allicht af of hij hoegenaamd ooit nog een glas wijn zou drinken.
Om kort te gaan, de voorbereidingen sleepten zich voort. Hoe ongeloofwaardig dit ‘Banket van de Fazant’ soms ook lijkt, het paste perfect in de propagandistische feesttraditie van de hertogen. Overigens brachten meerdere chroniqueurs verslag ervan uit. Die kunnen moeilijk allemaal aan mythomanie hebben geleden. De enkele vermelde scènes hierboven vormen slechts het topje van de ijsberg.
We weten niet hoeveel gasten er waren, maar de kroniekschrijvers zeggen dat het er veel waren, laten we aannemen een paar honderd, die zich verdrongen rondom de drie tafels om de zetstukken te bewonderen die erop stonden. Deze entremets waren gemaakt van was of lood en glas en toonden realistische voorstellingen van levende personages. De drie tafels, van ongelijke lengte, waren in hoefijzervorm opgesteld. Op de hoofdtafel in het midden stonden vier beeldhouwwerken: een kerk in de vorm van een kruis waarin vier levende zangers orgel speelden en zongen; een naakte jongen van was die voortdurend rozenwater piste; een volledig opgetuigd schip met zeelui; en tenslotte een fontein met een standbeeld van Sint Andreas met zijn kruis waarlangs water stroomde naar een weiland dat met bosjes en bloemen was gevuld – het water werd kennelijk ononderbroken rondgepompt.
Op de tweede tafel, de langste van de drie, stonden negen zetstukken, elk nog vernuftiger dan het andere. Het eerste was een geweldige pastei waarin 28 levende muzikanten zaten, die hun spel afwisselden met de koorzangers op de eerste tafel. Al dit wonderbaarlijks is uitvoerig beschreven door Olivier de la Marche, evenals de drie voorstellingen op de derde tafel, de kortste van de drie.[14] Enige van de voornaamste gasten kregen plaats op de zitbanken aan beide kanten langs de twee zijtafels – zeven van hen worden met name genoemd, onder voorzitterschap van Karel de Stoute, de zoon van de hertog [15] – terwijl de hoofdtafel slechts aan één kant zitbanken met bekleding had voor de hertog en zijn naaste verwanten, vijf aan elke kant.
De hertog zat op een verhoging onder een geweven baldakijn van zwarte schering met een inslag van gouddraad.[16]
Moderne historici die dit feest hebben bestudeerd, hebben zich nooit afgevraagd waar op dergelijke volgeladen tafels plaats was voor het eetgerei van gasten die tegenover elkaar aan tafel zaten en bediend werden. Ook hebben zij geen rekening gehouden met het feit dat de grote meerderheid van de gasten helemaal geen zitplaats aan tafel had, maar deelnam aan een staande receptie. Agathe Lafortune-Martel, in haar boek Fête noble en Bourgogne suggereert dat de mededeling van Olivier de la Marche dat `chacun plat fut fourni de quarante huict manières de mectz’ (iedere schaal bestond uit 48 verschillende gerechten) betekent dat `chaque service comportait plus de quarante mets différents’ (iedere gang meer dan veertig gerechten omvatte).[17] Dit lijkt mij een misverstand: Olivier de la Marche spreekt helemaal niet van gangen (services) maar van schalen (plats) in de vorm van karossen.
Deze karossen in de vorm van dameszetels werden uit de zoldering neergelaten voordat ze door vier mannen naar de tafels konden worden gedragen en daarop neergezet binnen het bereik van de gasten, die zich daaruit zelf konden bedienen van het voedsel dat erin zat.
​Ze moeten een ontelbare hoeveelheid verschillende gerechten hebben bevat, als we de hoveling mogen geloven die een paar dagen na het feest in een brief aan een anonieme vriend zijn tevredenheid betuigde over deze grote gebeurtenis.[18]

[14] Olivier de la Marche, Mémoires, II, pp. 349-353.
[15] Mathieu d’Escouchy, Chronique, ed. G. du Fresne de Beaucourt, 3 dln, Paris 1858-1864,II, p.141
[16] Ibidem, II, pp. 131 noot 4.
[17] Lafortune-Martel, p. 93.
[18] Onuitgegeven brief, vertaald door Richard Vaughan, Philip the Good, the Apogee of Burgundy, London – New York 1970, herdrukt Woodbridge 2004, pp. 144 – 145.
http://www.hetwoudderverwachting.nl/het-middeleeuwse-banket.html
Daarentegen was er wel een wild dier van veel groter allure: een levende leeuw aan een ketting, die het wassen beeld van een halfnaakte dame bewaakte uit wier rechter borst voortdurend een stroom hypocras (gekruide wijn) vloeide zolang het souper duurde.
​Hier gebruikte Olivier de la Marche de enige keer het woord souper, voor een feest dat hij verder steeds aanduidde als banquet.[20]
Het is niet bekend of er een bekken was geplaatst onder het wassen beeld om de kostbare hypocras op te vangen en aan de gasten uit te delen of dat de vloeiende borst alleen zijn naaste omgeving besprenkelde. Wij weten inderdaad weinig over het gebruik van de dranken in het algemeen. In een hoek van de zaal was een dressoir beladen met kostbaar drinkgerei, een plek die was gereserveerd voor de schenkers.[21] Wat de wijn betreft, was er dus een centraal punt van uitgifte, maar het is niet duidelijk hoe elk van de gasten aan zijn drank kwam. Er wordt geen melding gemaakt van glazen of bekers, en misschien stonden er grote bokalen op de tafels waaruit iedereen een slok kon nemen en die dan weer werden bijgevuld door dienaren.
Bij het voortgaan van het feest was er een constante opeenvolging van dramatische opvoeringen, `entremets allants et mouvants’,[22] waarvan de eed van de hertog de climax vormde.[23] Ook werd er door de gasten gedanst, zodat ze zichzelf in beweging konden houden.[23] Aan het eind, ver na middernacht, werden wijn en specerijen geserveerd in zeven dragoeuers, bakjes voor het grootste deel gemaakt van edelstenen, voor de gesuikerde specerijen of confituren.[25]

Doordat de overgeleverde rekeningen onvolledig en tamelijk willekeurig zijn, hebben we geen zekerheid over de exacte hoeveelheid en samenstelling van het voedsel en de manier van bediening. Het lijkt mij echter duidelijk dat dit niet een feestmaal in de gebruikelijke betekenis was - met dienaren die tussen de tafels door liepen met gerechten en het vlees voorsneden -, maar een viering waarbij de gasten zichzelf bedienden. De meesten van hen hadden helemaal geen zitplaats maar stonden of liepen rond zoals bij een moderne cocktail party. Het voordeel van deze opzet was dat je veel meer gasten kon vermaken dan bij een zittend diner. Je had minder plaats nodig voor de maaltijd als zodanig en kreeg daardoor meer ruimte voor de `entremets’. Het is zeker dat dit een gedenkwaardige gebeurtenis was die door de gasten geweldig op prijs werd gesteld. In de loop der eeuwen ging dat zelfs zover dat het woord voor feesten met deze opzet, `banket’, de naam werd voor extra grote diners, terwijl het in eerste instantie toch niets anders betekende dan een lopend buffet met zelfbediening na afloop van een diner eerder op de dag. Als een extreme vorm daarvan moeten we dit `Banquet des Voeux du Faisan’ van hertog Filips de Goede van Bourgondië beschouwen, op 17 februari 1454 in Rijssel
https://www.dbnl.org/tekst/waal016drie01_01/waal016drie01_01_0008.php#649T

houtsnedes dingen
https://www.dbnl.org/tekst/_tij003193201_01/_tij003193201_01_0023.php#299
De heersende muzikale traditie van het gregoriaans en de vroege meerstemmige polyfonie werd vooral in de 14de eeuw rijkelijk aangevuld met wereldlijke muziek. Overal in Europa gaat immers de volkstaal gebruikt worden in de literatuur. Deze "vulgarisering" doet profane muziek van een hoog niveau ontstaan. De 14de-eeuwse Ars Nova, vooral bekend door Guillaume de Machaut [1304-1377] en Philippe de Vitry [1291-1361], bracht complexe structuren die gebruikt werden in de religieuze muziek, ook over naar de profane muziek. De profane (Franse) muziek gaat op eenzelfde niveau komen te staan als de al eeuwenoude Latijnse religieuze muziek. De Machaut bracht de middeleeuwse formes fixes (ballade, virelai en rondeau) tot een hoogtepunt. Hij is trouwens de eerste componist die een volledig misordinarium schreef. [muziekkeuze Aflevering 02]
Een van de allereerste namen van musici die werkzaam waren onder Filips de Stoute zijn Johannes Tapissier (=Jean de Noyer) [ca.1370-1408/10], Johannes Carmen en Johannes Cesaris [...]. In een liefdesgedicht "le champion des dames", opgedragen aan Filips de Goede, vermeldt Martin Le Franc: "Tapissier, Carmen, Césaris, N'a pas longtemps si bien chanterrent, Qu'ilz esbahirent tout Paris", wat niet minder betekent als "Tapissier, Carmen en Césaris zongen onlangs zo goed, dat heel Parijs verbijsterd was". Een leerling van Tapissier was Thomas Fabri die als Bruggeling zijn befaamde "Ach Vlaendere vrie" schreef, een van de vroegste Vlaamse polyfone liederen. Ook Baude Cordier (= Baude Fresnel) [ca.1380-ca.1440] die een liefdeslied "belle, bonne, sage" noteerde in de vorm van een hart was verbonden als een van de eerste musici aan de Bourgondische hofkapel. [muziekkeuze Aflevering 04]
op 29 mei 1328 liet Filips de Stoute een fliinke veestapel aanrukken. middeleeuwse aristocraten hadden uiteraard geen grotere maaginhoud dan gewone stervelingen. . Geheel volgens de mores van de tijd verlipe het Kamerlijke feest niet in gangen, maar had de maaltijd meer iets van een buffet, of beter nog, een opeenvolging vsn buffetten. De tafels werden meerdere keren na elkaar gevuld met nieuwe spijzen. De gerechten overspoelden de dis in verschillende golven, een stroom die de lekkerste stukken voerde tot bij de koning en de pasgehuwden. Het was grijpen en graaien. Twee eeuwen eerder had deze vraatzucht al de ergenis gewekt van Bernardus van Clairvaux.
Heusden
terug